Mara Yerkes (socioloog en onderzoeker Universiteit Utrecht) doet op Europees niveau onderzoek naar verschillen in hoe mannen en vrouwen werk en privé combineren. Op 9 december reageerde zij in het NRC op het voorstel van de SP om vier dagdelen ‘gratis’ kinderopvang aan te bieden.
NRC (9 december): ‘Gratis kinderopvang helpt niet direct alle vrouwen.’
Voor het verbeteren van de positie van alle werkende vrouwen is een scala aan maatregelen nodig, schrijft onderzoeker . is sociale wetenschapper (UU) en leidt een grootschalig Europees onderzoek naar verschillen in hoe mannen en vrouwen werk en privé combineren (ERC CAPABLE).
Volgens haar wordt kinderopvang in Nederland vooral gezien als een arbeidsmarktinstrument, bedoeld om ouders te kunnen laten werken. “Opvang wordt gezien als iets wat goed is voor ouders, niet voor kinderen.” Men brengt kinderen daarom niet graag naar de opvang. In het buitenland is dat anders. Daar wordt kinderopvang gezien als een plek waar je kind zich goed kan ontwikkelen. Opvang is daardoor populairder. Zolang die perceptie van kinderopvang in Nederland niet verandert, zal een gratis opvang niet het gewenste effect hebben. Ofwel; Nederlandse ouders zullen hun kinderen niet vaker naar de opvang brengen, ook niet als die een aantal dagen gratis wordt, aldus Yerkes.
Aanleiding voor het artikel vormde doorslaggevende steun van de SP vorige week aan een motie van het CDA en D66 om een vrouwenquotum in te voeren voor de raad van commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. In ruil daarvoor kreeg de SP steun voor een motie voor gelijke kansen voor álle vrouwen. Een belangrijke maatregel om dit te bereiken is, volgens de SP, gratis kinderopvang voor vier dagdelen per week. De SP heeft gelijk dat het kabinet zich moet inspannen om de positie van álle werkende vrouwen te verbeteren, niet alleen aan de top. Maar het aanbieden van gratis kinderopvang is hiervoor niet de oplossing, vindt Yerkes.
Yerkes besluit met: ‘Het gratis aanbieden van kinderopvang doet ook niks om andere structurele problemen in de kinderopvang op te lossen, zoals verschillen in kwaliteit en toegankelijkheid. De echte mogelijkheden van ouders om gebruik te maken van kinderopvang worden bepaald door een complex samenspel van beschikbaarheid, toegankelijkheid, kwaliteit, kosten/financiering en flexibiliteit. Het aanpakken van de kosten alleen is onvoldoende om belemmeringen voor werkende ouders weg te nemen.’
BMK themadiscussie: ‘De relatie tussen deeltijdwerk en kinderopvang’
Monique de Vos: ‘Diversiteit aan de top staat op gespannen voet met de deeltijdcultuur die we in Nederland tegelijkertijd stimuleren.’
De uitspraken van Yerkes zijn in lijn met de bevindingen die de BMK opdeed tijdens onze themadiscussie (oktober 2018) over de relatie tussen het deeltijdwerken in Nederland en de (beeldvorming rond) kinderopvang in Nederland.
Tijdens deze enerverende discussie kwamen onthutsende feiten en cijfers naar boven. Kai Pattiplilohy, spreker tijdens deze discussie en creatief directeur van Diversion (bureau voor maatschappelijke impact en innovatie), nam ons mee in haar ideeën over kinderopvang en emancipatie: ‘Nederlandse vrouwen zijn beter opgeleid dan ooit maar zijn economisch niet zelfstandig. Hoe komt dat?’
Spreker Louis Tavecchio, Emeritus Professor (Universiteit van Amsterdam) stelde tijdens de discussie dat kinderopvang in Nederland een marginale rol speelt in de opvoeding. Als één van de oorzaken noemt Tavecchio de Nederlandse vrouw die zichzelf verreweg als de beste opvoeder ziet: ‘Nederlandse vrouwen ontlenen hun identiteit voor een belangrijk deel ontleend aan het moederschap.’ Tavecchio stelt voor de kwaliteit van de Nederlandse gezinsopvoeding wetenschappelijk te onderzoeken; ‘we geven de gezinsopvoeding een acht maar hebben dit nooit wetenschappelijk onderzocht.’
Monique de Vos, directeur van Chasse Executive Search, die de themadiscussie openende met een boeiende presentatie, liet zien dat in Nederland de kinderopvang primair gericht is op zorgtaken in tegenstelling tot de kinderopvang in het buitenland die zich juist richt op de ontwikkeling van kinderen. In Frankrijk wordt 40% van de topbanen bekleed door vrouwen. Hun kinderen gaan vijf dagen per week naar de opvang. In Nederland is dit percentage 6%. Kan een vrouwenquotum hier helpen? De Vos denk van niet. ‘Diversiteit aan de top staat op gespannen voet met de deeltijdcultuur die we in Nederland tegelijkertijd stimuleren door werkgevers te verplichten deeltijdwerk te faciliteren. Een quotum kan niet eenzijdig ingesteld worden zonder de discussie over de rol van kinderopvang in de verdeling van verantwoordelijkheden tussen man en vrouw voor financiën en zorg.’