Het ministerie van Financiën heeft vandaag aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie van het vermoeden van twee mogelijke misdrijven rondom de fraude-onderzoeken met de kinderopvangtoeslag: het ambtsmisdrijf knevelarij en het misdrijf beroepsmatige discriminatie. Het OM zal de aangifte onderzoeken.
De aangifte heeft betrekking op werkzaamheden van de Belastingdienst, meer in het bijzonder het Managementteam Fraude, het Combiteam Aanpak Facilitators en de Directie Toeslagen. Het gaat over de periode 2013 tot en met 2017.
Aanleiding voor de aangifte is het advies van een onafhankelijk deskundige, mr. Biemond. Hij bestudeerde sinds 20 maart na vragen van de Tweede Kamer en op verzoek van het ministerie van Financiën de openbare stukken rondom de fraude-onderzoeken met de kinderopvangtoeslag.
Biemond keek daarbij niet alleen naar ambtsmisdrijven maar ook naar mogelijk andere relevante misdrijven. In zijn advies benadrukt Biemond dat zijn advies niets zegt over de strafwaardigheid van het gedrag van specifieke personen. In het belang van het onderzoek, van medewerkers en van de organisatie, worden waar nodig passende maatregelen genomen.
Biemond baseert het vermoeden van beroepsmatige discriminatie op uitvragen die zijn gedaan in systemen van de Belastingdienst op basis van afkomst. Knevelarij is het bewust ten onrechte opeisen van een betaling door een ambtenaar.
In zijn advies geeft Biemond aan dat hij als maatstaf ‘een redelijk vermoeden van een bepaald misdrijf’ heeft gebruikt om te beoordelen of er een verplichting bestaat om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Hij benadrukt dat daaruit niet mag worden afgeleid dat deze mogelijke (ambts)misdrijven daadwerkelijk zijn gepleegd.
“Ik realiseer me dat deze aangifte een grote impact heeft op de gedupeerde ouders en de medewerkers van de Belastingdienst. Maar het advies van mr. Biemond is helder: het is belangrijk dat het Openbaar Ministerie hier naar kijkt”, stelt staatssecretaris Alexandra van Huffelen. “Hopelijk draagt deze ingrijpende stap bij aan het op een rechtvaardige manier afsluiten van dit voor zovelen pijnlijke hoofdstuk.”