In opdracht van het Ministerie van OCW heeft het bureau Andersson Elffers Felix (AEF) onderzoek gedaan naar toezicht op de voorschoolse educatie. Het eindrapport genaamd ‘scenario-ontwikkeling structureel toezicht op de voorschoolse educatie’ is vanaf het najaar openbaar beschikbaar: Eindrapport Scenario-ontwikkeling structureel toezicht voorschoolse educatie | Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanleiding
De Inspectie van het Onderwijs signaleert dat in het huidige toezicht op de voorschoolse educatie (ve) een belangrijk deel van de kwaliteitsaspecten van ve buiten beeld blijft. Daarom beveelt zij in een eerder rapport uit 2019 (Samenwerken in het toezicht op de kinderopvang) aan om structureel toezicht op de proceskwaliteit van ve in te richten en de mogelijkheden voor inrichting daarvan te onderzoeken. Het ministerie van OCW heeft mede naar aanleiding hiervan AEF gevraagd om scenario’s te ontwikkelen voor de inrichting van structureel toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg van voorschoolse educatie.

Bijdrage door leden
De BMK heeft een aantal van onze leden die tevens ve aanbieder zijn gevraagd om deel te nemen aan de interviews met het onderzoeksbureau AEF. Zij kregen hierbij de ruimte om ervaringen te delen en ideeën aan te leveren over het toezicht op ve. Onze leden hebben nadrukkelijk gepleit om de volledige inspectie (basisvoorwaarden en proceskwaliteit) onder te brengen bij de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) in plaats van bij de GGD. Met name de kennis op het gebied van ve en de wijze van inspecteren zoals dit door de IvhO gebeurt, worden door onze leden gewaardeerd en als cruciaal gezien. Ook zou toezicht door de IvhO een goede ontwikkeling zijn voor de doorgaande lijn met het onderwijs.

Samenvatting

Huidige stelsel
In het huidige stelsel houdt de GGD in opdracht van gemeenten toezicht op de naleving van de wettelijke (kwaliteits)eisen voor de kinderopvang en de basisvoorwaarden voor kwaliteit van de voorschoolse educatie. Gemeenten kunnen handhavend optreden naar aanleiding van signalen uit toezicht van de GGD. De IvhO voert in opdracht van de minister van OCW twee taken uit. Ten eerste is de IvhO interbestuurlijk toezichthouder op de taakuitvoering van gemeenten op gebied van toezicht en handhaving kinderopvang en de vve. Ten tweede is de IvhO eerstelijns toezichthouder op de kwaliteit van voorschoolse educatie op locaties. Dit betreft signaalgestuurd toezicht.

Scenario’s
Er worden 4 scenario’s in kaart gebracht:

  • Scenario 1: de GGD houdt toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg van de voorschoolse educatie, gebaseerd op landelijk geformuleerde kwaliteitseisen. De gemeente is verantwoordelijk voor handhaving.
  • Scenario 2: de GGD houdt toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg van de voorschoolse educatie, gebaseerd op gemeentelijke kwaliteitseisen. De gemeente is verantwoordelijk voor handhaving.
  • Scenario 3: De IvhO houdt toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg van de voorschoolse educatie, gebaseerd op landelijk geformuleerde kwaliteitseisen. De IvhO is in beginsel verantwoordelijk voor handhaving.
  • Nulscenario: de huidige taakverdeling in de inrichting van het toezicht op de voorschoolse educatie blijft in stand, met een samenspel tussen lokaal eerstelijns en landelijk signaalgestuurd toezicht. Binnen deze taakverdeling worden een aantal verbeterstappen gezet, zowel in de capaciteit voor het signaalgestuurde toezicht, de samenwerking tussen beide onderdelen, als de wettelijke basis onder het signaalgestuurde toezicht van de IvhO.

Conclusies
Het rapport brengt de voor- en nadelen van de scenario’s uitgebreid in kaart in hoofdstuk 5. Geen van de scenario’s bevat louter voordelen, maar scenario 1 heeft de meeste voordelen op basis van het gehanteerde beoordelingskader. Ook scenario 3 biedt een aantal belangrijke voordelen.

Vanaf de start van het rapport wordt de kanttekening gemaakt dat de inrichting van het toezicht op ve moet aansluiten bij de bredere vormgeving van het stelsel voor de ontwikkeling van het jongste kind. Dit is ook een belangrijk punt dat de BMK continu benadrukt in landelijk overleg. Toezicht moet aansluiten bij de professionaliseringsslag die er stelselmatig gemaakt wordt in onze branche (waaronder samenwerking met PO en zorg) en de maatschappelijke basis waar de branche steeds meer vanuit werkt.

AEF adviseert tot slot dat zo lang er nog geen duidelijkheid is over de richting waarin het bredere stelsel van kinderopvang, vve en primair onderwijs zich zal ontwikkelen, het raadzaam kan zijn om langs de lijnen van het nulscenario stappen te zetten om het toezicht op proceskwaliteit en kwaliteitszorg te intensiveren en zo meer zicht op de kwaliteit van ve te ontwikkelen. Daarbij worden een aantal aanbevelingen gedaan voor effectiever toezicht:

  • Het formuleren van heldere en handhaafbare normen voor proceskwaliteit en kwaliteitszorg, met speciale aandacht voor de samenhang van deze normen met (vooral) die voor pedagogische kwaliteit van de kinderopvang en de onderlinge afbakening;
  • De mogelijkheden voor en wenselijkheid van het verankeren van deze normen in wet- en regelgeving;
  • De bij de kwaliteitseisen passende vormen van handhaving;
  • De verhouding tussen de waarborgfunctie en stimulerende functie van het toezicht.
Deel dit nieuwsbericht