Een interview met Marilse Eerkens over universele en doelgroepspecifieke programma’s
Marilse Eerkens besluit haar artikel Kansrijke kind floreert minder in gratis opvang (Volkskrant, 15 juli) met een oproep aan D66 op om goed na te denken “alvorens een bak geld te investeren in vier dagen gratis kinderopvang. Dat geld kun je misschien beter storten in gratis excellente kinderopvang à la Perry Preschool voor de groep kinderen die er wél van profiteert.”
Naar aanleiding van dit stuk bel ik met Marilse Eerkens. Ze is journalist en psycholoog en schreef in 2012 het boek Wat doen we met de baby? Ik ben benieuwd wat haar drijft om publiek gefinancierde kinderopvang op één hoop te gooien met ‘universele programma’s’ waar geen onderscheid wordt gemaakt naar een doelgroepspecifiek aanbod. Tuurlijk, een doelgroep gericht aanbod per kind is kostbaar en vraagt veel van Pedagogisch Medewerkers, maar het moet toch mogelijk zijn om dit te bieden binnen een systeem dat toegankelijk is voor alle kinderen en betaalbaar voor alle ouders?
Korte samenvatting van het artikel Kansrijke kind floreert minder in gratis opvang
Het voorstel van D66 om gratis kinderopvang in te zetten in de strijd tegen de toenemende kansenongelijkheid is begrijpelijk maar heeft ook een schaduwzijde, schrijft Eerkens. Recent Canadees onderzoek[1] zou uitwijzen dat dat kinderen die gebruik maakten van de (bijna) gratis kinderopvang, vaker kampen met angst, agressie en hyperactiviteit en vaker in aanraking komen met justitie. Dit ondanks de algemeen bekende effecten van het gerenommeerde Perry Preschool- concept en het ABcedarian-project op grond waarvan Heckman berekende dat iedere dollar die je investeert in superieuere kinderopvang, zich tot wel acht keer terugbetaalt.
Eerkens betoogt dat uit recent Canadees onderzoek, waarin gratis opvang werd geboden, blijkt dat er ook groepen kinderen zijn die niet profiteren van de gedane investeringen in hen. Kinderen uit kansrijkere gezinnen bleken negatief beïnvloed te zijn door de kinderopvang. Kinderen uit kansarme eenoudergezinnen profiteerden vaker wél van gratis kinderopvang.
Nieuwsgierig gemaakt door deze uitspraak bel ik Eerkens. Waarom adviseer jij D66 hun voorstel aan te passen en de ‘bak geld’ niet over alle kinderen te verdelen qua opvang, maar juist heel gericht te investeren in specifiek die kinderen die minder kansrijk zijn?
Ik ben niet voor het plan van D66 omdat ik denk dat het bijna onmogelijk is die kwaliteit te leveren die je nodig hebt om een positief effect te hebben. Als je echt heel goede kinderopvang gratis wil aanbieden is dat héél kostbaar (zie ook het UNICEF onderzoek ‘The childcare transition’[2]). En ook is het logistiek bijna niet te regelen om kinderen vier of vijf dagen per week door een vaste begeleider te laten opvangen gedurende de hele dag. Dan kun je beter inzetten op halve dagen heel goede en gratis opvang.
Ik denk dat je beter het geld kan investeren in kinderen uit kansarme gezinnen door hen vanaf 1,5 jaar opvang van een hele hoge kwaliteit te bieden, desnoods vijf dagen in de week. En biedt peuterschool aan voor halve dagen aan de andere kinderen vanaf 1,5 of twee jaar. Dan heb je het meeste effect van je geïnvesteerde euro.
Waarop is jouw conclusie gebaseerd dat het kansrijke kind minder floreert in gratis opvang?
Wat het Canadese onderzoek laat zien is dat kinderen wiens ouders vijf dagen gratis kinderopvang aangeboden kregen, vaker kampen met agressie, hyperactiviteit en angst. Hoe dat komt is niet met zekerheid te stellen. Het kan aan de kwaliteit liggen, maar het kan ook aan het aantal uren liggen die kinderen er doorbrengen. Dat kan invloed hebben op de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan.
Wat de onderzoekers bijvoorbeeld zagen in eerder onderzoek is dat er een wisselwerking lijkt te bestaan tussen de opvoedstijl van ouders en gratis kinderopvang. Toen dat in 2000 in Canada werd geïntroduceerd, gingen ouders daar veel gebruik van maken; vier à vijf dagen per week. Wat de onderzoekers toen zagen was dat dit bij ouders tot méér stress leidde. Dat uitte zich in een grimmigere opvoedsfeer en minder consequent opvoedgedrag. Daarnaast gaven de moeders aan minder tevreden te zijn over de relatie met hun zoon of dochter. Dat is een effect dat je niet kan negeren.
Verder moet je niet vergeten dat in Nederland gemiddeld twee à drie dagen naar de opvang gaan. Mocht de kwaliteit van de opvang dan niet optimaal zijn, dan compenseren ouders dat in elk geval op die andere dagen. Maar als een kind vijf dagen naar de opvang gaat omdat het nu eenmaal gratis is, valt er veel minder te compenseren. Dan ben je als kind, dat anders in een omgeving zou opgroeien waar er meer persoonlijke en warme aandacht is, slechter af.
Hoe zie jij de rol van verlengd ouderschapsverlof in deze context?
Je zou eigenlijk moeten investeren in 1,5 jaar ouderschapsverlof zoals dat ook in Scandinavische landen gebeurt én in een heel goede begeleiding van ouders. En vervolgens biedt je vanaf een jaar of 1,5 aansluitend heel goede peuteropvang aan op vier dagdelen per week. En alles wat ouders extra nodig hebben, kopen ze zelf in. Dan zet je het kind centraal en redeneer je niet vanuit het perspectief van een arbeidsmarktinstrument. In Nederland hinken we op twee gedachten.
Zie jij een ontwikkeling in de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang?
Kwaliteit is veel meer een issue is geworden. De afgelopen acht à tien jaar zijn er echt zaken verbeterd, maar ik heb nog steeds zorgen over de marktwerking. Bij de maatschappelijke kinderopvang zitten heel veel bevlogen mensen en ik geloof echt dat deze mensen de kwaliteit hoog in het vaandel hebben staan. Maar er zijn ook organisaties die vooral uit zijn op winst.
Uit recent onderzoek van de Universiteit Utrecht[3] (Diversiteit, inclusie en kwaliteit in het hybride kinderopvangstelsel) komt naar voren dat bij die niet-geëngageerde organisaties de kwaliteit doorgaans minder goed is. Met goede kwaliteit kan je heel veel goed doen maar met wat minder goede kwaliteit kan je ook heel veel kapot maken. Toen in Canada gratis kinderopvang werd ingevoerd, zijn alle Pedagogisch Medewerkers bijgeschoold en kwamen er pedagogen op de groep staan. En toch zie je de effecten die ik eerder noemde. Met andere woorden, een beetje investeren in kwaliteit is soms nog niet genoeg.
Vanuit het oogpunt van segregatie is jouw voorstel natuurlijk niet zo sympathiek om alle kansarme kinderen bij elkaar te zetten en ze een ander aanbod te geven dan de andere kinderen.
Dat is zeker heel onsympathiek vanuit het oogpunt van segregatie. Ik heb ook heel lang geageerd tegen het op jonge leeftijd uitdelen van stempels. Maar wat hebben de kinderen aan dit principe als ze uiteindelijk veel verder kunnen komen als je ze wél apart neemt? Je moet altijd het einddoel – uit die armoedespiraal komen – voor ogen houden vind ik. En als je dat doet dat lijkt het niet logisch om het geld te verdelen over álle nul tot vierjarigen.
Kennelijk is de mate van homogeniteit van een groep kinderen mede bepalend of de VVE succesvol is? Dit is in lijn met hetgeen Paul Leseman vertelt tijdens het webinar van Early Years Blog op 15 juli.
Precies. En daarom zeg ik: zet daar dan op in! VVE dat wordt aangeboden op plekken waar heel veel ‘doelgroepkinderen’ zitten is al een succes en dat gaan we tot nog een groter succes van maken. Ik zou daar wel voorstander van zijn. Als je echt iets wil bereiken met VVE, en dat zegt Paul Leseman volgens mij ook, moet je maximaal investeren in deze groep in lijn met de Perry-Preschool methodiek, dus een ongelooflijk hoge kwaliteit bieden.
Hoe zou volgens jou ons stelsel voor kinderopvang ingericht moeten worden?
Als we ons stelsel aanpakken, laten we het dan meteen goed doen. Ouders krijgen verlengd ouderschapsverlof tot hun kind 1,5 jaar is, en krijgen via het consultatiebureau cursussen aangeboden waarin ze meer leren over de ontwikkeling van hun kind. Bij die cursus leren ze ook andere ouders kennen en kunnen ze samen praten over wat ze tegen komen bij de zorg en kunnen ze vragen stellen aan een deskundige. Daarna biedt je de kinderen van anderhalf/ twee jaar vier ochtenden gratis peuterschool van hoge kwaliteit. Voor de opvang die ouders daarnaast nodig hebben omdat ze werken, laat je ze een inkomensafhankelijke bijdrage betalen.
Voor kinderen die opgroeien in kansarme gezinnen is er een extra pakket maatregelen. Zij krijgen in het eerste jaar óf meer begeleiding van pedagogen/ gezinshulpen/ consultatiebureau en/of de mogelijkheid om gebruik te maken van hele goede kinderopvang vanaf drie maanden. Daarnaast biedt je ze naast de gewone peuterschool ook vier middagen gratis opvang.
- Einde interview
En welke kansen en bedreigingen ziet de wetenschap? Tijdens het schrijven van mijn interview met Marilse Eerkens publiceert KinderopvangTotaal een artikel waarin Prof. Dr. Paul Leseman zijn visie geeft op het voorstel van D66 en het betoog van Marilse Eerkens in de Volkskrant.
Kort gezegd: Leseman gelooft niet dat bij de huidige hoge kwaliteit van de kinderopvang in Nederland vier dagen kinderopvang slecht zou zijn voor (kansrijke) kinderen. Maar hij is er wel voorstander van om eerst goed na te denken wat de beleidsdoelen het beste zal dienen. Leseman legt uit wat het verschil is tussen een universeel systeem/programma en doelgroepspecifiek programma en onderbouwt welke effecten deze programma’s in verschillende buitenlanden laten zien. Hij sluit af met (…): ‘Als dit allemaal inderdaad zo is, dan gaat het maatschappelijke herverdelingseffect van vier dagen (bijna) gratis kinderopvang in tegen de doelstelling maatschappelijke welvaart gelijker te verdelen. Gelet op de huidige traditie en voorkeuren van ouders is twee dagen (16 uur) voor alle kinderen beter. Dan blijft er ook ruimte voor extra kwaliteitsimpulsen voor kinderen die daar het meeste baat bij hebben’, aldus Leseman.
Een boeiende discussie…
Recente onderzoeken laten nieuwe resultaten zien. Los van het feit of het verband met de vroegtijdige, voltijds kinderopvang duidelijk kan worden vastgesteld, is het interessant de discussie te voeren of een doelgroepspecifiek aanbod echt ten koste gaat van de inclusiviteit van een opvang? Of zijn er tussenvormen mogelijk waarin kinderen die het nodig hebben op maat begeleiding krijgen (VVE) én gedurende de dag ook momenten hebben waarop zij samen met de andere kinderen eten, spelen en zich ontwikkelen?
Kan dit, willen we dit en zo ja; wat levert ons dit op? Een boeiende discussie die veel verschillende invalshoeken kent en die we zeker nu moeten voeren. Het is belangrijk dat we de ingrediënten van deze discussie op tafel krijgen; welke aspecten spelen mee, waar moeten we opletten, wat wijzen onderzoeken naar de effecten van verschillende programma’s uit, wat streven we na en welke aanpak lijkt het meest effectief?
Het voorstel van D66 is een hoopvol en ambitieus initiatief.
De BMK volgt nauwgezet de ontwikkelingen rond dit onderwerp en roept kinderopvangorganisaties en professionals op het gesprek hierover aan te gaan. Wij hebben onze visie op de rol van kinderopvang in de ontwikkeling van het jonge kind verwoord in het hoofdstuk ‘Het jonge kind’, onderdeel van het visiestuk dat het Platform de Toekomst van Arbeid (PTA) publiceerde in juni. De drie pijlers uit ons ‘coming of age’ manifest ‘Veranker de unieke expertise van kinderopvang’ dat we in 2019 schreven samen met BK en BOiNK, zien we geborgd in dit waardevolle visiestuk.
Wij gaan graag in gesprek met iedereen die hier meer over wil weten en hier ideeën over wil uitwisselen!
Door Hélène Smid
smid@bmko.nl
[1] – The Long-Run Impacts of a Universal Child Care Program Michael Baker Jonathan Gruber Kevin Milligan: https://www.aeaweb.org/articles?id=10.1257/pol.20170603
Het hele onderzoek lees je gratis hier: https://faculty.arts.ubc.ca/kmilligan/research/papers/BGM-Final.pdf
– Universal Childcare, Maternal Labor Supply, and Family Well-Being Michael Baker, Jonathan Gruber, and Kevin Milligan NBER Working Paper No. 11832 December 2005 JEL No. H2, J2: https://www.nber.org/papers/w11832.pdf
[2] Het UNICEF rapport ‘The Childcare Transition’ (2008): https://www.unicef-irc.org/publications/pdf/rc8_eng.pdf
[3] Promotieonderzoek Willeke van der Werf, Diversiteit, inclusie en kwaliteit in het hybride kinderopvangstelsel in Nederland, februari 202: https://www.uu.nl/agenda/promotieonderzoek-naar-kwaliteit-kindercentra