Op 26 april is er een brief verschenen van Minister van Gennip gericht aan de Kamer. Onderstaand een samenvatting waarmee we jullie inlichten over de voortgang aanpak personeelstekort binnen de kinderopvang en hoe wij hierin als BMK betrokken zijn.

Er is aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. In bijna iedere sector zoekt men naar nieuw personeel en naar manieren om het huidige personeel te binden en hen meer uren te laten werken. Voor ouders van jonge kinderen is een plek op de kinderopvang een essentiële voorwaarde om (meer) te kunnen werken. Minister van Gennip is samen met de sector aan de slag met maatregelen en acties gericht op het aantrekken van nieuw personeel, het behouden van het huidige personeel en het motiveren om meer uren te werken.

Het is van belang om inzicht te hebben in de beschikbaarheid van kinderopvang en het effect van interventies. Er wordt daarom door Significant Public gestart met een onderzoek om de wachttijden in de kinderopvang te monitoren. Het onderzoek zal de wachttijd meten van het moment van inschrijven en de daarbij genoemde startdatum, tot het moment van de gerealiseerde plaatsing. De BMK is betrokken bij de klankbordgroep wachttijden. Naast het onderzoek van de wachttijden wordt verkend waar en in welke mate er personeelstekorten in de VE spelen.

Op 8 februari hebben de sociale partners in de kinderopvang een akkoord bereikt over een nieuwe cao-kinderopvang. Door deze nieuwe cao krijgen de pedagogisch professionals een forse loonstijging en langere doorgroeimogelijkheden. De cao-partners gaan de komende maanden verder in gesprek over mogelijke aanvullende afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van modern werkgeverschap. Goede arbeidsvoorwaarden kunnen bijdragen aan het aantrekkelijker maken van de kinderopvang als sector om in te (blijven) werken. Hier zijn we als BMK uiteraard bij betrokken.

Nieuw personeel aantrekken

  1. Zij-instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
    1. Uit een informele aanvraag vanuit SZW aan 371 kinderopvangorganisaties blijkt twee derde ervaring te hebben met groepshulpen. De inzet wordt (erg) goed beoordeeld door deze organisaties. De minister roept kinderopvangorganisaties, gemeenten, UWV en arbeidsmarktregio’s op om zich in te spannen om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te helpen aan een baan in de kinderopvang als groepshulp.
    2. SZW ontwikkeld samen met de kinderopvangsector, OCW, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en VNO-NCW een loopbaanpad voor de kinderopvang. De BMK is hierbij nauw betrokken. We kijken naar een instapfunctie (groepshulp en het ontwikkelen van een ‘opstapfunctie’. In deze stap kan iemand toewerken naar een nog te ontwikkelen mbo-certificaat ‘ondersteuner in de kinderopvang’. Het streven is om het loopbaanpad met bijbehorende leerlijn in de zomer van 2023 gereed is.
    3.  In april 2023 zijn de mbo-certificaten ‘Pedagogisch klimaat in de kinderopvang’, ‘Ontwikkeling en spelen stimuleren bij kinderen’ en ‘Professioneel samenwerken en communiceren in de kinderopvang’ vastgesteld door het Ministerie van OCW. Hiermee kunnen alle mbo-instellingen landelijk erkende mbo-certificaten verstrekken aan studenten die bepaalde beroepsgerichte onderdelen van de opleiding tot pedagogisch medewerker hebben afgerond.
  2. Zij-instroom in de gastouderopvang
    1. In communicatie aan werkzoekenden en geïnteresseerden naar de kinderopvang is meer aandacht voor de gastouderopvang.
    2. Met ingang van 1 januari 2023 is de Regeling Wet kinderopvang gewijzigd. Hierdoor is de lijst met diploma’s die kwalificeren voor het werken als gastouder uitgebreid en geactualiseerd.
    3. De gemeenten met de hoogste legestarieven die betaald moeten worden voordat gastouders zich kunnen registreren in het LRK zijn verzocht om bij het vaststellen van het tarief de mogelijke financiële drempels voor (potentiële) gastouders zo veel mogelijk weg te nemen.
  3. Kandidatenreis
    1. De sector is voornemens de ‘kandidatenreis’ te onderzoeken. Hierin wordt voor de kandidatengroepen scholier, student, beroepskracht in opleiding, starter en zij-instromer in kaart gebracht wat sleutelmomenten en redenen zijn om te gaan en te blijven werken in de kinderopvang, of die ertoe leiden dat mensen uiteindelijk toch niet kiezen voor een baan in de kinderopvang of voortijdig uitstromen.
  4. Arbeidsmarktcampagne en maatregel beroepskrachten in opleiding (BIO-maatregel)
    1. In 2020 startte Kinderopvang werkt! met de landelijke campagne ‘Kinderopvang dankzij jou’ om de instroom en het behoud van medewerkers te vergroten. In 2022 heeft het ministerie subsidie toegekend voor de verlenging van de campagne die loopt tot de zomer van 2023.
    2. Via de brancheorganisaties, vakbonden en PPINK bij kinderopvangorganisaties, pedagogisch professionals en beroepskrachten in opleiding zal worden uitgevraagd hoe zij het effect van de BIO-maatregel op de pedagogische kwaliteit en de werkdruk beoordelen. De resultaten van deze uitvraag zullen na de zomer beschikbaar zijn.
    3. Het Expertisecentrum Kinderopvang zal daarnaast, net als vorig jaar, onder kinderopvangorganisaties een onderzoek uitzetten naar het gebruik en de beoordeling van het effect van de BIO-maatregel.
    4. De resultaten van de kandidatenreis zullen in de monitor van de BIO-maatregel worden meegenomen.

Huidige personeel behouden

  1. Kwaliteitseisen
    1. Er is gestart met het traject herijking kwaliteitseisen, het vervolg na de evaluatie van de wet IKK. Deze bestaat uit drie sporen:
  1. Spoor 1: op korte termijn de belangrijke knelpunten wegnemen. Belangrijk aandachtspunt daarbij is het verminderen van de administratieve lasten. In juli 2023 meer flexibele invulling van de afwijkingsmogelijkheid BKR en het creëren van afwijkingsmogelijkheid bij het vaste gezichtencriterium. Per 1 januari 2024 de wijziging om de inzet van een beroepskracht in opleiding als vaste beroepskracht (ook wel vast gezicht). Voor de BSO gaat het om de wijzigingen BKR berekenen op kindercentrum niveau, vereenvoudigen van kindcentrum overstijgend opvangen tijdens schoolvrije perioden en het formatief inzetten van anders gekwalificeerde beroepskrachten.
  2. Spoor 2: het laten uitvoeren van verschillende onderzoeken met als doel om te komen tot een kader dat in de toekomst kan helpen bij het ontwerpen van nieuwe kwaliteitseisen.
  3. Spoor 3: aanpassingen op de lange termijn van kwaliteitseisen en de implementatie van (aangepaste) kwaliteitseisen structureel monitoren.
    1. Nauwlettend monitoren van de implementatie van de invoering van de taaleis 3F per 1 januari 2025. Uiterlijk begin 2024 informeren van de Kamer over deze monitoring.
  1. Werkwijze toezichthouders
    1. In het toezicht en de handhaving kan rekening gehouden worden met verzachtende omstandigheden in brede zin. De veiligheid van de kinderen moet hierbij wel altijd worden geborgd. Als de toezichthouder vindt dat er een verantwoorde keuze is gemaakt, kan de toezichthouder de omstandigheden beschrijven en betrekken in zijn advies aan de gemeente om al dan niet te handhaven. De gemeente neemt vervolgens het besluit om wel of niet te handhaven en kan daarbij rekening houden met de omstandigheden.
    2. De Inspectie van het Onderwijs (als interbestuurlijk toezichthouder in de kinderopvang) is gevraagd om onderzoek uit te voeren naar de toepassing van de werkwijze verzachtende omstandigheden door toezicht en handhaving. De eindrapportage, gericht op de handhavingsbesluiten van gemeenten, volgt eind 2023. Uit de tussenrapportage blijkt dat de toezichthouder bij zeven procent van het totaalaantal jaarlijkse onderzoeken met tekortkomingen bij kindercentra (in de eerste helft van 2022), verzachtende omstandigheden vanwege personeelstekort heeft beschreven. De gemeente heeft vervolgens bij ruim de helft van die tekortkomingen met advies tot handhaven, rekening houdend met de beschreven omstandigheden, besloten geen handhaving toe te passen.
    3. GGD GHOR Nederland en de VNG passen momenteel de werkwijze ‘verzwarende en verzachtende omstandigheden’ aan. Ze verduidelijken de werkwijze op onderdelen. Ook maken ze expliciet dat de toezichthouder per geval de afweging maakt welk handhavingsadvies passend is.
  2. Balans loondienst/zzp
    1. Uitgangspunt is dat er een gezonde balans moet komen tussen de flexibele en vaste schil, waar deze nu ontbreekt. Registraties bij de Kamer van Koophandel laten zien dat het aantal zzp’ers in de kinderopvang in 2022 met ongeveer 22 procent is toegenomen. Uit onderzoek van FNV blijkt wel dat vier op de vijf kinderopvangmedewerkers, die nu als zzp’er of flexwerker werken, (weer) in loondienst zouden willen. Hiervoor vragen zij wel een hoger salaris en een lagere werkdruk.
    2. Het is van belang dat de sector inzet op het aantrekkelijker maken van werken in loondienst in de kinderopvangsector. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de inspraak en autonomie van werknemers te vergroten. Vraag van de minister aan de sector is om deze ervaringen mee te nemen in de gesprekken die zij voert in het kader van de aanvullende cao-afspraken, waarbij breder gekeken kan worden naar hoe modern werkgeverschap vorm kan krijgen.
    3. De cao-partijen kunnen, binnen de wettelijke kaders, afspraken maken over het beperken van de flexibele schil en het tegengaan van schijnzelfstandigheid in de kinderopvangsector. Denk aan afspraken over een maximaal percentage van het totale personeelsbestand dat uit flexwerk mag bestaan of een afspraak dat structureel werk naar vaste werknemers gaat.
    4. Het kabinet zet in op een gelijker speelveld tussen contractvormen, meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt in dienstbetrekking, en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid. Naast de algemene maatregelen is het werkprogramma PNIL (personeel niet in loondienst) ingezet dat zich richt op de inzet van (schijn) zelfstandigen in een aantal (semi-) publieke of grotendeels publiek gefinancierde sectoren.
  3. Werkplezier en uitstroom
    1. Ondanks de personeelstekorten, is nog steeds een meerderheid van de medewerkers in de kinderopvang (zeer) tevreden met hun werk. In 2022 was dit 68 procent, tegenover 78 procent in 2019. De inhoud van het werk wordt ook nog altijd zeer hoog gewaardeerd. Ruim 90 procent van de werknemers vindt hun werk inhoudelijk leuk, en 84 procent ziet hun werk als zinvol.
    2. Vanuit het onderzoek van Kinderopvang Werkt blijkt dat pedagogisch professionals vooral plezier halen uit het werken met kinderen. Energiebronnen zijn erkenning en waardering van ouders, eigen regie over werk en ontwikkeling, een fijn team en ondersteuning van leidinggevenden. Op basis van deze resultaten heeft Kinderopvang werkt! in december vorig jaar een e-book over werkdruk en werkplezier ontwikkeld. In het e-book staan tips en een stappenplan voor kinderopvangorganisaties.
    3. Om te komen tot meer creatieve oplossingen om het werkplezier te vergroten en om daarmee uitstroom tegen te gaan, heeft de minister via het programma ‘Start Up in Residence’ van het ministerie van SZW een challenge uitgezet. Op 11 april is de challenge gepubliceerd, waar startups op kunnen reageren met hun pitch om uitstroom in de kinderopvang te verminderen. De winnende startup ontvangt subsidie om het idee verder uit te werken in samenwerking met mijn ministerie en de sectorpartijen. De bedoeling is dat hier uiteindelijk een product uit ontstaat dat in de markt wordt gezet. Kinderopvangorganisaties die dat willen, zouden hiermee direct aan de slag kunnen.

Meer uren werken stimuleren

  1. Deeltijdfactor
    1. In de kinderopvang wordt nog steeds onverminderd veel in deeltijd gewerkt. De deeltijdfactor was in 2022 0,67, versus 0,76 arbeidsmarkt breed. Medewerkers in de kinderopvang werken daarmee gemiddeld ongeveer 26 uur per week. Niettemin blijkt uit onderzoek van Kinderopvang werkt! dat één op de vijf medewerkers in de kinderdagopvang meer uren wil werken. In de buitenschoolse opvang (BSO) gaat het zelfs om één op de drie medewerkers. Zij willen gemiddeld een hele dag extra werken – zeven uur extra in de dagopvang en negen uur extra voor de BSO. Wanneer alle medewerkers die dit willen nu meer gaan werken, zou het huidige tekort aan uren in theorie opgelost kunnen worden. ABF Research ziet meer uren werken dan ook als de meest kansrijke oplossing voor de toekomstige tekorten.
    2. In oktober vorig jaar is Kinderopvang werkt! daarom gestart met een deeltijdfactorproject, uitgevoerd door Stichting Het Potentieel Pakken. In het deeltijdfactorproject is bij één kinderopvangorganisatie een proeftuin gestart. Uit de proeftuin blijkt al dat er veel potentieel zit in een urenuitbreiding. De geleerde lessen en de aanpak uit de proeftuin worden na de zomer gepubliceerd en actief gedeeld met de sector.
    3. Uit onderzoek van Kinderopvang werkt! blijkt dat 80% van de ondervraagde organisaties al inspanningen heeft gedaan om de deeltijdfactor te verhogen. 60% hiervan zag daadwerkelijk een toename in de contractomvang van medewerkers.
  2. Combinatiebanen
    1. Kinderopvang werkt! is gestart met een onderzoek naar de succesfactoren en knelpunten van combinatiebanen binnen en buiten de kinderopvangsector. Ze ronden dit onderzoek na de zomer af. Na afronding van het onderzoek worden de resultaten breed gedeeld binnen de sector, onder meer door middel van een praktische handreiking.
    2. Combinatiebanen tussen kinderopvang en primair onderwijs ziet de minister als een belangrijke kans voor beide sectoren om de tekorten te verminderen en om de samenwerking te bevorderen, ook herkent ze de knelpunten bij combinatiebanen tussen deze sectoren. Samen met de minister voor Primair en Voorgezet onderwijs komt ze met oplossingsrichtingen die binnen de huidige stelsel kansen bieden. Samen zullen zij onder meer een geactualiseerde versie van de handreiking over btw op uitleen van personeel tussen kinderopvang en onderwijs laten publiceren. Ook ondersteunt de minister de sector waar mogelijk in het aanjagen en ontwikkelen van gedeelde opleidingen, wat zij samen met opleiders kan oppakken.
    3. Om samenwerking en uitwisseling met aanpalende sectoren beter mogelijk te maken, hebben de cao-partijen aangekondigd tot medio 2024 een verkenning te starten naar een ‘cao van de toekomst’. De ambitie is om dit samen met de onderwijssector, de (jeugd)zorg, welzijn en sport en cultuur op te pakken. Hierbij zullen onderwerpen worden besproken als samen anders werken, leven lang ontwikkelen, flexibiliteit en werkzekerheid, en functiedifferentiatie.
  3. Piek- en daldagen
    1. Er zijn vooral wachtlijsten op de maandag, dinsdag en donderdagen (piekdagen). Deze piekdagen zorgen mede voor het grote aandeel deeltijdcontracten in de kinderopvang. Een bredere spreiding van kinderopvang over de werkweek maakt dat er meer pedagogisch professionals kunnen werken op de daldagen (woensdag en vrijdag). De afgelopen tijd heeft de minister verkend welke mogelijkheden er zijn voor een betere spreiding van de week zodat de druk op de sector vermindert.
    2. Voor Werkende Ouders (VWO) is gevraagd om een informele uitvraag te doen naar afname van kinderopvang op de piek- en daldagen. Allereerst zorgen de traditionele schoolroosters waarbij de woensdag- en vrijdagmiddagen vrij zijn voor de piek- en daldagen. Ook zijn kosten voor ouders om kinderopvang af te nemen hoger, door het hogere aantal BSO-uren van de vrije middag. Verder geven ouders aan dat het aanbod op de BSO op deze dagen beperkt is. De volgende oplossingen worden genoemd:
  4. Het aanpassen van de schooltijden naar een vijfgelijkedagenmodel. Met als voorwaarde dat alle scholen in de omgeving dit moeten doen en sport- en cultuurverenigingen en kinderopvangorganisaties hun aanbod daarop aanpassen. De minister moedigt de kinderopvangsector aan om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de daldagen aantrekkelijker te maken. 12% van de kinderopvangorganisaties geeft aan dat zij een aantrekkelijker aanbod realiseren op daldagen door het aanbieden van extra activiteiten.
  5. Werkgevers kunnen een belangrijke rol spelen in het anders inrichten van werk. De minister roept werkgevers en werknemers op om tot concrete afspraken en acties te komen over een betere spreiding van de werkweek, onder meer over flexibiliteit in dagen of thuiswerken. De minister zal hierover verder in overleg gaan met de sociale partners.

Waarborgen van de kwaliteit en veiligheid

Op 9 februari heeft er een bijeenkomst plaatsgebonden met pedagogisch professionals, kinderopvangorganisaties, bestuurders en andere stakeholders uit de sector om te kijken naar kortetermijnoplossingen. Uit de oplossingen die tijdens de bijeenkomst naar voren kwamen, blijkt dat autonomie voor de medewerker en het vooropzetten van hun belangen, belangrijk is. Ook kwam naar voren dat kinderopvangorganisaties meer kunnen kijken naar wat écht moet en naar wat niet nodig is of minder kan, bijvoorbeeld als het gaat om administratieve handelingen zoals communicatie naar ouders. Hierdoor kunnen pedagogisch professionals soms minder tijd dan gewenst besteden aan de kinderen zelf. Andere oplossingen waren het verhogen van de inzet van groepshulpen en stagiaires, goede begeleiding van starters en medewerkers meer betrekken. De minister roept de branchepartijen op om deze oplossingen om te zetten in concrete acties.

De minister heeft de afgelopen periode verschillende signalen ontvangen over de toename van het aantal incidenten in de kinderopvang als gevolg van het personeelstekort. Kinderopvangorganisaties zijn verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Als dat in een bepaalde situatie (tijdelijk) niet mogelijk is, moet de organisatie in het uiterste geval besluiten om een groep te sluiten. Het belang van veiligheid van kinderen gaat uiteindelijk boven dat van continuïteit van de kinderopvang. De minister blijft hierover in gesprek met de sectorpartijen. De minister wil verkennen op welke wijze de introductie van een registratie[1]en/of meldplicht voor (ernstige) incidenten met kinderen van toegevoegde waarde is en gaat in gesprek met sector- en toezichtpartijen over het introduceren van een registratie- en/of meldplicht.

Tot slot

De kinderopvang is een sector die van essentiële waarde is voor ouders, kinderen en de samenleving. Hierbij vindt de minister het van belang dat de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang gewaarborgd blijven. De gezamenlijke maatregelen en mooie initiatieven laten zien dat de sector gedreven is om de tekorten aan te pakken. Uit alles wordt duidelijk dat het tekort aan personeel niet van vandaag op morgen zal verdwijnen. Daarvoor is het probleem te complex. Daarom zal de minister zich samen met de sector blijven inzetten om de tekorten, en negatieve gevolgen als werkdruk en wachtlijsten, zoveel mogelijk te verminderen, zodat pedagogisch professionals hun werk met plezier kunnen uitvoeren, ouders met een gerust hart naar hun werk kunnen, en kinderen zich in een uitdagende, veilige omgeving kunnen ontwikkelen.

Deel dit nieuwsbericht