‘Streng aan de poort’ is een nieuwe werkwijze waarmee GGD’en en gemeenten sinds 2017 werken bij de beoordeling van een nieuw kindcentrum of gastouderbureau dat in hun gemeente wil openen. Deze nieuwe werkwijze is geëvalueerd en de uitkomsten hiervan zijn op 7 maart gepubliceerd in het eindrapport.

 

GGD’en en gemeenten zijn over het algemeen positief over de nieuwe werkwijze. Ze hebben door deze werkwijze meer handvatten om incapabele houders tegen te houden. Zo meldt het rapport. De onderzoeken voor registratie (OVR) zijn uitgebreider dan voorheen en kosten daardoor meer tijd. De De onderzoeken na registratie (ONR) daarentegen kosten iets minder tijd. Ook constateren de toezichthouders minder overtredingen bij de ONR, waardoor er minder handhaving ingezet hoeft te worden.

BMK vindt nader onderzoek wenselijk voor beter inzicht in cijfers

De BMK vindt nader onderzoek wenselijk om zicht te krijgen op de kwaliteit van de echt nieuwe toetreders. Immers, bij de kinderdagverbijven en bso vallen er veel verhuizingen onder de onderzoeken voor registratie. De cijfers over het effect van ‘Streng aan de Poort’ zijn hierdoor lastiger te analyseren. Onderscheid tussen een nieuwe aanvraag of een aanvraag van een bestaande houder zou dit ophelderen.

Zo is het aantal voorzieningen zonder tekortkomingen bij de bso, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen is licht toegenomen. Dit is opvallend, aangezien het aantal getoetste voorwaarden bij de bso en kinderdagverblijven sterk is toegenomen bij de OVR, waardoor de kans op tekortkomingen in principe groter is. Een mogelijke verklaring is dat houders inderdaad beter voorbereid een aanvraag tot exploitatie doen. Daarnaast zijn er veel aanvragen van bestaande houders die verhuizen of een aanvraag doen voor peuteropvang. Zij zijn doorgaans al goed bekend met de eisen aan een voorziening en werken al met pedagogische beleidsplannen en beleidsplannen voor veiligheid en gezondheid.

Ook zou de BMK graag een uitsplitsing zien naar herhaalaanvragen. Een van de onderzoeksvragen heeft betrekking op het identificeren van de herhaalde aanvragen. In principe kan iedere houder na een OVR waarbij een GGD het advies ‘niet registreren’ heeft gegeven, opnieuw een aanvraag tot exploitatie doen. In de praktijk gebeurt dit ook. Gemeenten en GGD’en geven aan dat sommige houders net zolang een aanvraag doen tot ze wel voldoen aan de eisen, mede door de informatie die ze bij eerdere OVR krijgen. In de GIR-data is echter niet te achterhalen of het een herhaalde aanvraag tot exploitatie betreft, omdat dit nergens geregistreerd staat. De houder krijgt pas een uniek LRK-nummer toegewezen indien de voorziening is geregistreerd. Eén van de GGD’en houdt echter in de inspectierapporten bij of het een herhaalde aanvraag betreft of een eerste verzoek. Uit de analyse van de aanvragen voor een OVR in die gemeente komt het volgende naar voren: 6% van de voorzieningen die een positief advies hebben ontvangen, hebben eerder één of meerdere aanvragen gedaan, de overige 94% betreffen eerste aanvragen tot exploitatie.

Het onderzoek

De evaluatie van de werkwijze ‘Streng aan de Poort’ bestond uit een enquête onder gemeenten en GGD’en met overwegend kwalitatieve vragen. Daarnaast is de data over het onderzoek voor registratie (OVR) en onderzoek na registratie (ONR) geanalyseerd voor 2015, 2016 en 2017.

Deel dit nieuwsbericht