In september 2023 verscheen het artikel ‘Samenwerken met de zorg – een stapje extra zetten’, een interview met Ellen Monteban die tot najaar 2023 beleidsmedewerker bij de BMK was, en initiatiefnemer van de Expertgroep op dit onderwerp.

Samenwerken met de zorg. Een stapje extra zetten

Het aantal kinderen met een zorgvraag, en de complexiteit hiervan, neemt toe. Voor kinderopvangorganisaties is het een zoektocht om passende ondersteuning te bieden. Reden voor de BMK om in 2022 de Expertgroep Samenwerking kinderopvang en zorg op te richten waarin leden knelpunten, oplossingen en goede voorbeelden inventariseren.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41190-023-1740-y/MediaObjects/41190_2023_1740_Fig1_HTML.jpg
Ellen Monteban
De Expertgroep heeft onlangs een visiestuk gepubliceerd dat inmiddels landelijk is opgepakt. Een gesprek met initiatiefnemer Ellen Monteban en twee organisaties die al een goede samenwerking met zorg opgebouwd hebben.
Ellen Monteban, tot onlangs nog beleidsadviseur bij de BMK, vertelt waarom deze branchevereniging aan de slag ging met dit onderwerp. ‘Wij voelen het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind als een maatschappelijke opdracht. Tegelijkertijd merken onze leden dat er steeds meer kinderen zijn met een zorgvraag en dat de problemen ook steeds ingewikkelder worden. Ik heb in een ledensessie dit onderwerp verkend. Veel leden bleken zoekende op dit gebied. Tegelijkertijd zagen we laaghangend fruit in die zin dat er onder onze leden al mooie voorbeelden zijn die gedeeld kunnen worden. We zijn vorig jaar de Expertgroep gestart om met elkaar te onderzoeken wat de succesfactoren, oplossingen en belemmeringen zijn. Hiermee kunnen we elkaar inspireren en verder helpen. En met het opstellen van dit visiestuk kunnen we het vraagstuk ook agenderen bij overlegtafels, ministeries, ouderverenigingen, de VNG en zo meer.’

Drietrapsraket

Monteban vertelt dat ze de Expertgroep heeft opgezet volgens de drietrapsraket (succesfactoren, oplossingen voor problemen en agenderen) die ze vaker gebruikt bij dossiers. ‘Door de opgehaalde voorbeelden van samenwerking daarnaast in een strak format te gieten, kun je heel gestructureerd de verschillende goede voorbeelden op dezelfde aspecten naast elkaar leggen.’ Ze vertelt dat de bottlenecks in de samenwerking met de zorg onder zijn te brengen in een paar hoofdcategorieën: grote verschillen in regelgeving, zowel landelijk als in gemeentes, wachttijden in de zorg (‘Als je wil en kan doorverwijzen, kunnen kinderen niet meteen terecht en fungeert de kinderopvang als wachtkamer’) en gescheiden geldstromen.

Agenderen

Een van de doelen van het visiestuk is om de problemen en mogelijke oplossingen in de samenwerking tussen kinderopvang en zorg landelijk te agenderen. En dat lijkt gelukt, vertelt Monteban. ‘We zijn met drie ministeries in overleg gegaan, die van SZW, OCW en VWS. Met elkaar kunnen we kijken waar de ministeries iets kunnen doen met de verschillen in regelgeving. Waar ligt de regie, wat kun je wel en niet regelen met elkaar en hoe kun je de overdracht verbeteren? De privacywetgeving kan bijvoorbeeld ook flink in de weg zitten.’ In het overleg met de beleidsambtenaren van de ministeries is Monteban namens de BMK aangeschoven. Daar zijn ook leden van de Expertgroep bij aanwezig met hun verhalen uit de praktijk. De Onderwijs-Zorgtafel is ook betrokken en het Nederlands Jeugdinstituut is aangehaakt om de kennis verder te brengen.

Monteban hoopt dat de voorbeelden uit het visiestuk andere organisaties verder kunnen helpen in de samenwerking met de zorg. ‘Het zou ook waardevol zijn als organisaties en sectoren bij elkaar een kijkje in de keuken kunnen nemen. We organiseren dit soort dagen al rondom de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs en dat loopt heel goed.’

Inclusie

Monteban signaleert dat er wel grenzen zijn aan inclusie in de kinderopvang. ‘We zien in de praktijk dat leden tot het uiterste gaan om een kind hulp te bieden, maar op een gegeven moment lukt dat niet meer. Helaas is door wachtlijsten in de zorg een kind soms te lang in de kinderopvang. Wat ons betreft zou de grens moeten liggen bij twee criteria: een kind is zelf meer gebaat bij een andere oplossing zoals specialistische hulp, of de emotionele veiligheid van de groep is niet langer te garanderen.’
Monteban zou willen dat er nog veel meer wordt samengewerkt met andere sectoren zodat ze elkaar kunnen verrijken en ontlasten. Ze wijst op de notitie ‘Een sterke basis door krachtige samenwerking’, vorig jaar opgesteld en getekend door de BMK, VNG, PO-Raad, MBO-Raad en VO-Raad. Daarin wordt beschreven hoe deze organisaties het versterken van de pedagogische basis voor kinderen als een gezamenlijke ambitie zien en sterke bestuurlijke afspraken tussen gemeentes, scholen en kinderopvangorganisaties willen realiseren. Dit stuk is onderlegger geworden van verschillende overlegtafels. Monteban denkt dat daar oplossingen liggen voor de toekomst. ‘Zowel voor de ontwikkeling van kinderen, als voor het personeelstekort en huisvesting.’

Ambulant zorgteam

Een van de beschreven voorbeelden in het visiestuk over samenwerking met de zorg is de aanpak van Kober kinderopvang. Binnen deze organisatie, actief in West-Brabant, biedt een ambulant zorgteam ondersteuning aan kinderen met een zorgvraag. Monique Vos, manager Pedagogiek en Kwaliteit bij Kober, vertelt hoe dit tot stand is gekomen. ‘Het zorgteam komt enerzijds voort uit het toenemend aantal vragen over zorgkinderen aan de afdeling pedagogiek van Kober én uit de ervaring van het ambulant werken vanuit het project De Kleine Kapitein in Breda; dit was eerst een aparte locatie met gespecialiseerde medewerkers voor kinderen die uitvielen binnen de VVE omdat ze meer aandacht en zorg nodig hebben. Nadelen bleken dat deze locatie als wachtkamer voor zorginstellingen ging fungeren en voor veel ouders te ver weg was. We hebben er een jaar of twee geleden een ambulant team van gemaakt en dat is een groot succes.’

De Kleine Kapitein

Ze legt uit hoe de ambulante werkwijze van De Kleine Kapitein er uitziet. ‘Wanneer er een vraag binnenkomt bij het team, volgt er met toestemming van ouders een observatie. Vervolgens wordt er een plan gemaakt en kan een intern begeleider van het zorgteam twee keer per week anderhalf uur extra op de groep komen. Deze neemt het kind apart of samen met andere kinderen in een klein groepje. Vaak gaat het om het ondersteunen van de ontwikkeling van executieve vaardigheden. Er is sprake van een duidelijke opdracht en een afgebakende periode. Op deze manier komt er meer aandacht voor dit kind, de pedagogisch medewerkers worden ontlast en zien tegelijkertijd hoe je een kind met een bepaalde problematiek kunt ondersteunen. Ook krijg je zo meer tijd om ouders te begeleiden in dit proces, mocht uiteindelijk jeugdhulp nodig zijn.’ Deze werkwijze wordt ook gebruikt in het zorgteam.
‘Helaas is door wachtlijsten in de zorg een kind soms te lang in de kinderopvang’
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41190-023-1740-y/MediaObjects/41190_2023_1740_Fig2_HTML.jpg
Monique Vos. Foto: Bart van Hattem
Welbevinden
Door de positieve ervaringen met het ambulante team van de Kleine Kapitein en het toenemend aantal kinderen met een zorgvraag, investeerde Kober een jaar geleden in een ambulant zorgteam voor alle kinderen van 0-13 jaar, dus breder dan VVE. De Kleine Kapitein werd onderdeel van dit team. ‘Het kan gaan om ontwikkelingsvraagstukken of gedragsproblematiek en is bedoeld om kinderen te ondersteunen, de pedagogisch medewerkers te ontlasten en meer tijd te generen voor een mogelijke doorverwijzing. Soms zijn de vraagstukken zo groot dat wij het niet aankunnen, maar dan hebben we meer tijd om de processen samen met ouders te doorlopen. Als een kind problemen heeft, maar wel welbevinden ervaart op de groep, kan het kind blijven. Zolang het niet ten koste gaat van de andere kinderen in de groep. We doen enorm ons best om het kind binnen te houden want thuis zitten is ook geen goede optie.’

Zorgstructuur

‘In elke gemeente willen we graag een goede zorgstructuur hebben, waarin partners elkaar weten te vinden. We kennen vaak wel korte lijnen als het gaat om VVE, maar voor 0-4 en bso is dat minder vanzelfsprekend,’ vertelt Vos. In de gemeente Breda is voor de dagopvanglocaties van Kober een zorgstructuuroverleg opgetuigd. ‘Het gaat om structurele overleggen tussen een pedagogisch medewerker, pedagogisch coach en een medewerker van het consultatiebureau. In dat overleg bespreken ze casussen van individuele kinderen en de trends in de wijk. Bij specifieke problematiek kan er ook een externe deskundige van een samenwerkingspartner bij gevraagd worden. Door dit structurele overleg komen kinderen vroeg in beeld en creëer je verbinding waardoor men elkaar gemakkelijk kan vinden als er echt iets aan de hand is. En je borgt die samenwerking structureel.’ Ze vertelt dat het op de ene locatie beter loopt dan op de andere. ‘Per gemeente is de zorgstructuur verschillend. We werken in West-Brabant in negen gemeentes, denk aan Breda, Roosendaal, Etten-Leur. Het is behoorlijk ingewikkeld om in die verschillende gemeentes goede relaties op te bouwen en de zorgstructuur te doorgronden; overal zijn andere afspraken, budgetten en aanvliegroutes. Je moet de sociale kaart heel goed kennen en dat is niet simpel.’ Vos vertelt dat Kober zelf veel tijd steekt in het up-to-date houden van de sociale kaart.
‘We doen enorm ons best om het kind binnen te houden’

Transitie

Kober heeft zelf geïnvesteerd in het ambulante team van 4,1 fte. ‘We hebben dat bewust gedaan vanwege onze maatschappelijke opdracht, maar ook om de werkdruk bij pm’ers te verminderen. Inmiddels krijgen we via gemeentelijke subsidies een deel vergoed.’ Kober heeft 200 locaties; is een ambulant team met 4,1 fte dan wel voldoende? ‘Nee, maar dan kom je bij de discussie die we binnen de BMK voeren over wat de opdracht van kinderopvang is. Ik vind dat deze verbreed moet worden, want je wilt kinderen binnenhouden die je nu moet doorsturen naar jeugdhulp. Dat betekent dat onze pedagogisch medewerkers meer in huis moeten hebben; we zitten hier in de transitie om hun kennis en vaardigheden te vergroten.’

De Eerste Stap

Een ander beschreven goed voorbeeld binnen het visiestuk van de BMK is de aanpak van De Eerste Stap, een kinderopvang- organisatie met 37 locaties in en rond Wijchen, Nijmegen en Land van Cuijk. Jolanda van Vuuren werkt al jaren als zorg- coördinator bij De Eerste Stap en is heel actief in haar rol om kinderopvang en zorg bij elkaar te brengen voor kinderen met een extra zorgvraag. Een van haar activiteiten is het voorzitterschap van het zogeheten Komeetoverleg, een multidisciplinair team in de gemeente Wijchen. ‘Dit team bestaat al zeker tien jaar met vaste mensen vanuit het consultatiebureau, het sociaal wijkteam en ook een logopedist. We gaan met de ouders in gesprek en kijken breed naar de problematiek: dat gaat van preventie tot het aanpakken van problemen. Het kan zijn dat er rond een kind al verschillende interventies binnen de groep zijn gedaan en de pedagogisch medewerkers hier op vast lopen. We gaan dan binnen het team kijken wat is er nodig is en wie daarbij kan helpen. Er komt dan een doorverwijzing of hulp op de groep.’

Meekijken

Jolanda van Vuuren geeft zelf geen persoonlijke ondersteuning maar observeert soms op de groep. ‘Als medewerkers hulp of advies willen over het plan van aanpak, kijk ik mee. Soms lever ik input bij het schrijven van het begeleidingsplan. Ik kijk wat er nodig is, wat pedagogisch medewerkers zelf kunnen aanpassen op de groep of dat het nodig is om iemand met meer expertise binnen te halen. Ook pedagogisch coaches kunnen helpen; dat stemmen we met elkaar af. De combinatie van individuele hulp en aanpassingen aan de groep werkt goed. Het doel is om er zo vroeg mogelijk bij te zijn en, samen met de ouders, in actie te komen als je iets ziet aan het gedrag van een kind.’

Contactpersonen

Van Vuuren vertelt dat het heel fijn werkt om vaste contactpersonen te hebben binnen de wijkteams of het Centrum Jeugd en Gezin (CJG). ‘In Wijchen heb ik een vast aanspreekpunt, de jeugdconsulente van het sociaal wijkteam, dan kun je snel schakelen. Maar in iedere gemeente en provincie is er weer een andere werkwijze en zijn andere organisaties het eerste aanspreekpunt. Het is prettiger om te weten bij wie je terecht kunt, want het zijn vaak grote organisaties. Ik ga actief op pad om af te stemmen hoe we elkaar kunnen ondersteunen.’ Ze vertelt dat er nu binnen Land van Cuijk een nieuw team wordt opgericht, Passende Kinderopvang, waarbinnen kinderopvang en zorg gaan samenwerken. Zij gaat daar vanuit De Eerste Stap aan deelnemen.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41190-023-1740-y/MediaObjects/41190_2023_1740_Fig3_HTML.jpg
Jolanda van Vuuren
Investering
Voor Van Vuurens voorzitterschap van het Komeetoverleg wordt De Eerst Stap betaald door de gemeente. Verder is de inzet van zorgcoördinatie een investering van de kinderopvangorganisatie. Ze vertelt dat ze hulp krijgt van twee collega’s binnen De Eerste Stap: ‘Het is te veel om alleen te doen. We proberen de routekaart zo duidelijk en eenvoudig mogelijk maken zodat iedere medewerker en locatiemanager weet wat ze kan doen en naar wie ze eventueel kan doorverwijzen. En mocht ze vastlopen, ben ik de spil die de lijnen kan uitzetten.’

Bso-extra

De Eerste Stap heeft een pilotlocatie opgezet voor een bso-extra. ‘Dit is voor kinderen die uitvallen in de bso omdat ze de grote groep en vrije structuur niet aankunnen. We hebben nu een kleinere groep met maximaal 11 kinderen en twee begeleiders. Jeugdhulporganisatie UniK springt bij en de gemeente betaalt een gespecialiseerde pedagogisch medewerker. Deze kinderen krijgen gedurende een half jaar handvatten om sterker in hun schoenen te staan en meer zelfvertrouwen te krijgen. Daarna gaan ze weer terug naar een reguliere groep. Als dat echt niet lukt, kijken we of specialistische opvang nodig is. Va
ak kun je met kleinere ingrepen en hulp een kind bijsturen zodat deze weer mee kan in de reguliere stroom.’

Stapje extra

Hoewel de samenwerking goed loopt, zijn de wachtlijsten en daarmee samenhangende personeelstekorten de grootste bottleneck. ‘Als je na alles proberen een kind wil doorverwijzen, is er een lange wachtlijst. Dat is zuur.’ Maar over het algemeen is Van Vuuren heel positief. ‘Het Komeetoverleg is echt een succes. En binnen de organisatie weten de medewerkers steeds beter wat ze moeten doen en ze krijgen ondersteuning zodat ze niet alles alleen hoeven te doen. We geven hen ook trainingen.’ Dat de aanpak werkt, hoort ze terug van medewerkers, maar ook van ouders. ‘Als ik ouders jaren later tegenkom in de dorpen en ze vertellen hoe goed het, mede dankzij ons, met hun kind gaat, word ik daar heel warm van. Daar doe je het voor. Soms moet je een stapje extra zetten en buiten de kaders denken.’

Het visiestuk

De Expertgroep Samenwerking kinderopvang en zorg van de BMK heeft haar bevindingen samengebracht in het stuk Een visie op de rol van de maatschappelijke kinderopvang in de toenemende zorgvraagstukken van en rond kinderen van 0 t/m 12 jaar. Goede voorbeelden zijn geïnventariseerd volgens een strak format. Onderdelen hiervan zijn onder andere zorgstructuur/werkwijze, samenwerkingspartners (inclusief gemeente), samenwerkingsvorm, doel en doelgroep, financiering, succesfactoren en belemmeringen & oplossingen. Het stuk is terug te vinden op de website van de BMK: Download het visiestuk.

 

Bron: KinderopvangTotaal ‘Samenwerken met de zorg, een stapje extra zetten’

Deel dit nieuwsbericht