Vandaag (12 mei) in de Volkskrant, column Aleid Truijens:

Minister van Goede Bedoelingen

En nu hebben ze ruzie, de kinderopvang en het basisonderwijs. Die kan niemand erbij hebben, op de eerste schooldag na acht weken thuiszitten. De zenuwen staan toch al strak. Is het wel veilig, voor leerkrachten en opvangmedewerkers die wat ouder zijn? Zijn er genoeg beschermingsmiddelen? Natuurlijk zijn ouders met een zwakke gezondheid bang. Wat nu als de Duitse topvirologen ietsje meer gelijk hebben dan ons OMT, en kinderen wél coronaverspreiders zijn?

Ook de verwijten over en weer zijn begrijpelijk. Namens de kinderopvang briest Felix Rottenberg dat veel scholen – hij schat 35 procent – bij hun roosters voor de heropening geen rekening houden, en niet hebben overlegd, met de naschoolse opvang. Dat is, als het waar is, ongelooflijk. Sommige bso’s moeten op allerlei tijdstippen bij scholen langs om kinderen op te halen, soms twee keer per dag; dat geeft chaos. Soms hebben broertjes en zusjes op verschillende dagen les, zodat hun ouders nóg niet kunnen werken.

Rinda den Besten briest namens de PO-Raad gebeten terug dat scholen zich in de vakantie ‘het snot voor de ogen hebben gewerkt’ om de boel rond te krijgen. Ook dat is waar: logistiek een helse operatie, in de vakantie.

Helaas zijn goede bedoelingen en keiharde inspanning niet altijd effectief als het ontbreekt aan leiding en heldere regels. Die leiding moet, in tijden van crisis, van de regering komen.

Dat premier Rutte in zijn toespraak in het midden liet hoe dat ‘halve’ lesprogramma eruit moest zien, was niet handig, maar Arie Slob, de verantwoordelijke onderwijsminister, had toen moeten zeggen: zó doen we het. Hele dagen, geen halve. En pas als er sluitende afspraken zijn met de kinderopvang, en er voor werknemers die dat willen een perspex masker klaarligt. Dat deed de vriendelijke, goedbedoelende Slob niet. Hij schoof, zoals gewoonlijk, de problemen en de verantwoordelijkheid door naar de schoolbesturen.

Een crisis legt zwakke plekken bloot in systemen. Zo’n dertig jaar geleden is bij ons besloten om de onderwijsminister vleugellam te maken: de dagelijkse verantwoordelijkheid ging, met een zak geld, naar de scholen, die ‘autonoom’ werden. Scholen klonterden samen tot mammoetinstellingen; de bestuurders verenigden zich in ‘raden’ met vage bevoegdheden, zoals de PO-Raad. Die raden, belangenverenigingen van werkgevers, maken in feite de dienst uit – zeer onwenselijk.

Iedereen leek er indertijd blij mee: het confessioneel onderwijs en scholen met pedagogische geloofsrichtingen konden hun goddelijke gang gaan, bestuurders maakten gretig van scholen bedrijven, socialisten jubelden over zelfbestuur, en het ministerie was van veel rompslomp en gezeur verlost. Alleen voor de positie van leraren, het kennisniveau en de kwaliteit van het onderwijs bleek het achteraf geen goed idee. Het was een historische vergissing.

Een andere weeffout is dat kinderopvang bij ons geen publieke voorziening is. Hoewel de overheid er via de belastingteruggave flink aan meebetaalt, heeft zij er weinig over te zeggen, want de opvang is in commerciële handen.

Onderwijs en opvang in één ministerie. Met een onderwijsminister die echt bestuurt; die voorschrijft en ingrijpt wanneer het moet, en vrijlaat waar het kan. Toegankelijke kinderopvang, bij de scholen, zodat ouders zorgeloos kunnen werken. Je kunt er tijdens lange quarantainedagen weleens over mijmeren. We blijken nu tot snelle veranderingen in staat. Waarom deze niet?

Aleid Truijens schrijft over onderwijs, opvoeden en opgroeien.

 

Deel dit nieuwsbericht