Vandaag verscheen de Kamerbrief samen met het Rapport Arbeidsmarktprognose Kinderopvang van minister van Gennip (SZW) “aanpak personeelstekorten kinderopvang vraagt om gezamenlijke inzet.” Hier hebben we als BMK middels een persbericht op gereageerd. Als aanvulling hierop willen we onze leden ook de volgende achtergrondinformatie ook meegeven.

BMK werkt samen met anderen aan oplossingen. Een kort overzicht:

  1. Kinderopvang werkt! publiceerde het rapport ‘Kan de deeltijdfactor in kinderopvang omhoog?’ Daarin staat onder meer:
    * Een op de vijf medewerkers in de dagopvang wil meer uren werken. In de buitenschoolse opvang (bso) gaat het zelfs om een op de drie medewerkers. Er is ook een kleine groep (6 procent) die minder wil werken.
    * Werknemers die meer willen werken, willen een hele dag extra werken. Medewerkers in de dagopvang willen 7 uur en bso-medewerkers 9 uur extra werken.
  2. Naar aanleiding van de evaluatie van de wet IKK is het Ministerie van SZW een werkgroep gestart om de meest knellende regelgeving te analyseren en aan te passen. Daarbij ligt de nadruk nu op: het vaste gezichtencriterium, de drie-uursregeling en de flexibiliteit in de bso. Met betrekking tot de bso wordt onder meer nagedacht over de beroepskracht-kindratio op locatieniveau (in plaats van groepsniveau), de inzet van anders geschoolde beroepskrachten en het samenvoegen in vakantieperioden.Deze punten sluiten aan bij de aanbevelingen die de BMK heeft gedaan naar aanleiding van het evaluatierapport over de wet IKK. In deze brief met aanbevelingen benadrukt de BMK het belang van doorpakken: ‘Naar aanleiding van deze evaluatie doen we de belangrijke constatering dat de wet niet altijd goed uitpakt voor de kwaliteit van de kinderopvang voor kinderen. Vanuit de maatschappelijke kinderopvang ervaren we sinds de wet IKK helaas in de praktijk op een aantal punten onvoldoende ruimte voor maatwerk en de werkdruk voor werknemers is toegenomen. Door méér regels en administratie voor werkgevers en toezicht is de kwaliteit juist op onderdelen onder druk komen te staan.’
  3. Toezicht en handhaving hebben ruimte om versoepeling toe te passen waar afwijken van de wet- en regelgeving. De brief die de staatssecretaris op 29 november 2021 aan de Tweede Kamer stuurde, wekt de indruk dat deze werkwijze een tijdelijke maatregel is. Rekening houden met verzachtende (en verzwarende) omstandigheden is echter onderdeel van de werkwijze van het toezicht. Hiervoor geldt dus geen einddatum. De Vereniging Nederlandse Gemeenten en GGD GHOR Nederland hebben naar aanleiding van de Kamerbrief wel een specifieke denklijn opgesteld die toezichthouders helpt bij het in kaart brengen van de verzachtende omstandigheden of overmacht. Deze denklijn helpt handhavers bij het nemen van een handhavingsbesluit in deze situaties.
  4. De toezichthouder kan in zijn rapport betrekken of sprake is van verzachtende omstandigheden en beoordeelt dit in iedere situatie waarin niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen. Als de kinderopvangorganisatie tekortkomingen heeft door het personeelstekort, maar zich wel heeft ingespannen voor een goede oplossing en hierbij een verantwoorde keuze maakte, beschrijft de toezichthouder – naast de geconstateerde tekortkoming(en) – de verzachtende omstandigheid in het rapport. Hierbij kan hij ervoor kiezen om de gemeente te adviseren om niet te handhaven. De beslissing om wel of niet te handhaven ligt daarna bij de gemeente zelf. Het gaat bij deze werkwijze uitdrukkelijk niet alleen om situaties van overmacht, maar ook om andere situaties, zoals het personeelstekort, waarin sprake is van verzachtende omstandigheden. Zie voor meer informatie: Verlenging maatregel beroepskracht in opleiding (BIO’s)
  5. De brandbrief mét oplossing voor de personeelstekorten in de kinderopvang die vanuit een aantal van onze zeer gewaardeerde leden is verschenen en waarover de initiatiefnemers een gesprek met de minister hadden. Deze belangrijke brief, werd breed onderschreven wordt door onze leden en door leden van BK.
Deel dit nieuwsbericht