Minister Van Gennip van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verlengt de mogelijkheid om meer beroepskrachten in opleiding formatief in te zetten. Zij stelt daarbij wel een nieuwe voorwaarde.

Door het tekort aan personeel mag nu maximaal de helft van de formatie op een kindercentrum bestaan uit beroepskrachten in opleiding. Dit is een verruiming ten opzichte van het gebruikelijke percentage van maximaal 33 procent. Dat percentage geldt nog wel voor stagiairs.

Minister van Gennip heeft besloten de verruiming voor beroepskrachten in opleiding te verlengen tot 1 juli 2026.

Nieuwe voorwaarde

Het formatief inzetten van een beroepskracht in opleiding mag alleen als er is ingestemd met een begeleidingsplan. De personen die daarmee moeten instemmen, zijn de volgende:

•    De beroepskracht in opleiding zelf;
•    de praktijkbegeleider (dat is degene die de beroepskracht in opleiding op werk begeleidt);
•    de opleidingsbegeleider (dat is de contactpersoon vanuit het opleidingsinstituut voor de begeleiding van de beroepskracht in opleiding).

Het doel van het begeleidingsplan is om de kwaliteit van de opvang te behouden. Ook is het doel om overbelasting bij de beroepskracht en de beroepskracht in opleiding voorkomen.

Daarvoor is het belangrijk dat er een goede inschatting wordt gemaakt of en hoe een beroepskracht in opleiding formatief kan worden ingezet. Ook is het belangrijk dat er voldoende begeleiding is en dat afspraken daarover gezamenlijk en met aandacht worden gemaakt.

Zie de Kamerbrief kinderopvang (maart 2024)

Bron: Tweede Kamer

Deel dit nieuwsbericht